C.S. Lewis, Gedachten over de Psalmen, [2009], 34 Op andere plaatsen klinkt het weliswaar alsof de dichter bidt om zijn 'zieleheil' in de christelijke zin van het woord. Maar dat is vrijwel zeker niet zo. Psalm 30:4, 'Gij deedt mij opkomen uit het dodenrijk', betekent: u hebt mij van de dood gered. 'Banden van de dood hadden mij omvangen, angsten van het dodenrijk hadden mij aangegrepen' (116:3) betekent: de dood zette valstrikken voor me uit, ik ervoer de angst van een stervende - wij zouden zeggen: ik was op de rand van het graf.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [3]De banden [4]des doods hadden mij omvangen, en [5]de angsten der hel hadden mij [6]getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. 3. Anders: de smarten. 4. Dat is, die zo groot waren als de dood zelf; te weten als Saul met zijn machtig leger mij naderde; 1 Sam.22:26. 5. Dat is, die zo groot waren dat zij wel lichtelijk oorzaken van mijnen dood zouden geweest zijn en mij in het graf zouden gebracht hebben. 6. Hebr. gevonden.